28 juni 2006

heb reactieknop aangezet (denk ik, mijn computervaardigheden zijn miniem), even kijken of we nu een reactiemogelijkheid hebben ...

Bent u ook een zwerflezer?

Bezig geweest met van alles en nog wat, voornamelijk met mijn werk, maar daarnaast met onverwachte dingen. Door mijn geschrijf op weblog De contrabas heb ik vanuit de ‘papieren’ wereld schrijfaanbiedingen gekregen die ik met schroom maar ook met enthousiasme aanvaard. Ik ben traag, dus bij zo’n aanbod neem ik mijn tijd en beschouw ik het en passant als een kans om iets uit te diepen. Ben zo een paar maanden in de lyriek en het denkwerk van Van de Woestijne verdwenen, voor een stuk in Revolver. Ondertussen nog wat ‘logjes van papier’ (stukken over literaire tijdschriften) voor De contrabas geschreven; ik vind het een aangename manier van leren over en meedenken met de dichterswereld en hopelijk heeft de webloglezer er ginder ook iets aan.

Uiteraard heb ik als zwerflezer ondertussen ook weer wat boeken aangedaan. Hoewel ik aan wensen van anderen probeer tegemoet te komen, hou ik me erg moeilijk aan afspraken met mezelf. Daarom zijn de boeken die ik ging lezen voor dit log weer enigszins op de achtergrond geraakt. Het stuk hieronder schreef ik een tijd geleden toen ik in Zizek zat. Ondertussen zijn we een flinke tijd verder en zwerf ik zoals altijd in verschillende boeken rond, en is Zizeks On belief slechts een van de velen. Hoe dat allemaal gaat aflopen, wel, er zijn belangrijker vragen voor de wereld te bedenken. Hieronder dus het stuk dat ik een tijdje eerder schreef, over Zizeks On belief.

Wroet me traag, in stukjes en beetjes lezend en onderstrepend door ‘On belief’ van Zizek (waarom ik daar hier over schrijf, zie eerste logstuk). Ik meen een eerste rapporterenswaardig elementje gevonden te hebben, een evident gegeven, maar ik rapporteer het toch maar omdat het me op een gedachte in verband met de poëzie bracht. En passant zwier ik er elementen van de lectuur bij, kunnen we lekker bijleren. Zizek vermeldt de marxistische visie waarin geld als een fetisj functioneert. Een hebbeding. Hij situeert de westerse interesse voor het boeddisme ook op die manier; als een soort onthaastingsfetisj. Het gaat dan om typisch westers accapareren van een goed voor eigen rekening. Bezitsdrang. Niet dat u en ik het zo doen, snuif, maar het kopen van poëzie kun je ook zien als de aankoop van een onthaastend vacuumpje, een niet nuttig maar wel consumeerbaar hebbeding. Poëzie kopen wordt zo het ruilen van de ene fetisj voor een andere. Consumenten kopen zich een diepzinnigheid. De talige diepzinnigheden of de talige verkenningen, of wat dan ook (tijd voor uw omschrijving van poëzie) hebben een boekhandelomloopsnelheid van een paar maanden, daarna liggen er andere klaar. Dit mechanisme is poëzie-onwaardig.

De relatie tussen geld en poëzie en het onbehagen dat me daarbij bekruipt is een van de gedachtekluwens die ik op dit log denkschrijvend zou willen proberen ontwarren. Alles heeft uiteraard te maken met het debuteerproces, waardoor de gedichten zich opeens in een gematerialiseerde, verkoopbare vorm voordoen, en met de context van het hier en nu waarin dit zijn gangen gaat. Ik geef in wat volgt nog een aantal gedachtegangen mee die Zizek in ‘On belief’ ontwikkelt. Dat ik daarbij, het boek volgend voorbij zaken als het gnosticisme moet, kan ik ook niet helpen.

Een ontgoocheling, na het andere boek dat ik las waarin Zizek in dialoog gaat met Daly, is de herkenning in dit boek van de aan de filosofie eigen manier waarop ook deze denker zijn gedachten neerschrijft. Dit ondanks zijn statement in een dialoog met Daly dat de filosofie van nu directer in de wereld moet staan. Van bij de eerste pagina doet hij feilloos een kunstige duik in het filosofische water, even Lauwereyns’ splash op de achtergrond oproepend, verdwijnt naadloos onder het wateroppervlak, en laat de lezer het nakijken (ik bedoel dus: hij schrijft op een filosofische manier). De lezer wordt onmiddellijk meegeëist. Er gaat een dwingendheid vanuit die bijvoorbeeld ook uit Onfrays boek over het lichaam op de lezer springt. De duik heeft te maken met de moeilijkheidsgraad van de teksten, maar even goed met een innerlijke dwang die ervan uitgaat. Daarom is filosofie potentieel gevaarlijk, het fantasmagorische spinragkarakter van de gedachten eisen de volledige denkruimte gekoppeld aan het volledige actieve denkdeelnemen van de lezer. Zoals poëzie.

In zijn inleiding ‘From Christ to Lenin … and back’ heft hij al meteen vrij dringend aan over de noodzaak van een terugkeer naar Lenin. Ik sta naast hem op een springplank, maar ik spring niet. Een buiklanding is meer dan plausibel. Lenin, zozo, ik kijk wel uit. Dus ik laat Zizek springen en kijk na hoe hij zich onder water begeeft. Omdat hij haast naadloos het water in duikt, zonder al te veel splash, is het nog enigszins mogelijk de daaropvolgende bewegingen te volgen. Ik geef u een kernzin mee, bereid u wel voor op een erg lange zin, die begint met ‘it’ en ‘it’ slaat op ‘The return to Lenin’. U zult zien dat hij deze terugkeer niet letterlijk bedoelt, het gaat hem vooral om het inbrengen van een krachtig politiek project. Dus, met ‘it’ wordt gerefereerd aan ‘the return to Lenin’: ‘It aims neither at nostalgically reenacting the ‘the good old revolutionary times’ nor at the opportunistic-pragmatic adjustment of the old program to ‘new conditions’, but at repeating, in the present world-wide conditions, the Leninist gesture of initiating a political project that would undermine the totality of the global liberal-capitalist world order, and, furthermore, a project that would unabashedly assert itself as acting on behalf of truth, as intervening in the present global situation from the standpoint of its repressed truth. What Christianity did with regard to the Roman Empire, this global ‘multiculturalist’ polity, we should do with regard to today’s Empire.’ Op dit punt zou Michel Onfray al meteen afhaken, vanwege een positieve connotatie met het christendom. Ik heb zelf, net als u, een overlever van het postmodernisme, moeite met het begrip van de waarheid dat in Zizeks zin voorkomt. Niet dat er geen waarheid is, wel integendeel, maar het is even wennen dat weer zo categoriek geponeerd te zien als een axioma dat geen verdere verklaring behoeft. Voorlopig blijven Onfray, en ik (hoewel ik niet als Onfray een atheïst ben) dus op de springplank staan en duikt er geen van beiden. Onfray gaat zelfs met een zeker dédain de springplank weer af. Tussen die twee zal het nooit tot een dialoog komen.

Zizek duikt zijn eerste hoofdstuk in en dat gaat over de digitale wereld. Het eerste stukje daarin gaat godbetert over het gnosticisme. Een link met het voorafgaande is er natuurlijk vooralsnog niet te bespeuren. Een link met de digitale wereld ook nog niet, maar daar komen we nog bij. Het is zo typisch filosofentekst dat je het even typisch door de kamer zou kunnen keilen, maar dat doen we hier nu eens niet, want zo worden we niet wijzer, niet onwijzer, etc dan we al zijn. We blijven dan gewoon ons saaie denkzelf en dat is wel goed voor even, maar dan mag er weer wat aan de denkhuishouding toegevoegd of weggelaten. Dus doen we alsof we alles normaal vinden en lezen we verder, van een herhaald leninisme naar een tekst over het gnosticisme, zonder overgang, hey no problem.

De gnosticist gelooft dat er in hem een sprankeltje aanwezig is van het goddelijke wezen. Net als bij de Catharen is er sprake van een extreem dualisme tussen goed en kwaad, God en de duivel, lichaam en geest. Zizek haalt het gnostische weer boven van het ogenblik dat hij over het virtuele begint. In het virtuele laten we ons lichaam los. Mensen op het internet zetten maskers op en komen los van hun identiteit. Soort gnostisch dualisme. Voor het geval we het dus nog niet wisten: virtualiteit heeft gnostische kenmerken. Hoe het verder gaat met het boek is voor een ander keertje. Coming to your theatre soon (of ook niet).