03 februari 2006

Weglog

Het eigen schrijven zal wel een lus zijn. Ontsnappen is de boodschap, best preventief. Ontsnappen kan, door denken en denkend onderzoeken. Ik wil hier graag een deel van het muzische proberen onderzoeken: dat deel dat geen betrekking heeft op mijn persoonlijke leven, maar dat mij net als alle anderen in een tijd en een samenleving plaatst. U eventuele lezers en ik, we zijn samen in deze tijd. Dit logje is daarom een real-time virtueel schrijftablet, prima medium om samen mee in de tijd te zijn. Dat ‘samen’ moet u niet te knussig zien. Om te beginnen heb ik daar een grove Sartriaanse spons over geveegd en de reacties-knop voorlopig gewoon uitgezet. Laf en licht hellevegerig van mij, dat geef ik toe. Misschien zet ik de knop later wel weer aan. Misschien houden we eens een literair salon met levende, dode, en imaginaire lezers, dichters en denkers, op een afgesproken tijd, maar niet nu. Met die publieke antwoorden of niet-antwoorden ga ik immers anders eindeloos angsthazen, piekeren en prutsen. Dat is het me niet waard, en voor discussies en commentaren zijn er andere weblogs.

Om te vermijden dat er zich denklussen voordoen, is er een zekere mate van denkdoorbreken nodig. Of denkgeweld tout court. Een mogelijke tegenbeweging tegen eigen denken en schrijven is het eigen schrijven aan de rots te ketenen en het de ingewanden laten uitpikken, of het zelf doen. Paradoxaal uiteraard, want zo speel je zelfs eerst Zeusje. En aldus, we bevinden ons hier even onverhoeds in de verzengende hitte van de Zeusige narcistische middagzon op de rots van Prometheus, met als paradoxale bedoeling elke vorm van narcisme de ingewanden uit te vegen. Als dat maar goed afloopt. Voor u tot foute conclusies komt, Prometheus is een halfgod, een schrijver niet. Een schrijver- of dichterschap is slechts een quantumdeeltje van die Prometheïsche ingewanden, die een weinig poëtisch lot te wachten staan. Om het nog maar eens imaginair te stellen. Hij wil u en mij weg, neem dat maar van me aan, ergerlijke stervelingsels zijn we. Maar alleen door het eigen schrijven (en lezen) geweld aan te doen, kan een schrijvende zijn schrijven in stand houden, dat is een muzische wetmatigheid van positieve maar ook van negatieve aard, meen ik te hebben ondervonden. Hoe ik dat bedoel? Het schrijven is een wonde die open moet blijven. Lezen overigens ook. Het reële lezen is zoals u dat ook wel zal vinden niet het soort lezen waarbij de lezer ja-knikkend in slaap dommelt, maar dat lezen waarbij het denken pijnlijke fricties oploopt. Alleen zo kan het denken opgerekt. Dat kan ook Dionysisch, maar daar komen we nog aan toe.

Tot hiertoe schreef ik vooral in het imaginaire, of in het reële dat naar het imaginaire toegetrokken werd. Dan is het nu al een tijdje tijd voor de confrontatie met het reële. Niet schrijvend, nog niet, maar belevend en lezend. Dat komt bij het publiceren vanzelf: contact met dichterswereld, en met de absorptie van de in het imaginaire geschreven woordenweefsels in productie-en verkoopsprocessen. Zoals iedereen elke dag wakker worden in de beklemmende kerker van de tijdsnood opgelegd door diezelfde processen, die overigens zij die zo niet wakker worden grimmig op een afstand houden. Geen indringers graag, hier is iedereen met hetzelfde bezig. De machine van het onfeilbaar geworden kapitalisme dat de woordjes en het imaginaire op haar raderen radbraakt. Weer een stap in het imaginaire? Misschien. Maar de eerste contacten met de omgeving waarin de gedichten terechtkomen waren alarmerend (voor verslagjes hiervan zie de columnstukjes over cultuur en economie op het weblog van de Contrabas, waarin gezichtspunten uitprobeerd werden). Cultuurindustrie, een krankzinnig woord dat de status en de zegen van beleidsmakers kreeg. Heeft niets met poëzie te maken? Misschien niet, maar de grotere gehelen krijgen door de financiële kracht een drameffect op een al verdwaasde en vervlakte visie van kunst. Er is bovendien een groep van mensen die zich blijkbaar kunnen zien als cultuurconsumenten en door kranten cultuurbonnen toegestoken krijgen. Participeren heet deze blinde vlek. Wordt dat met zo’n denkachtergronden geen inlijving? Uiteraard ben ik zelf even ‘schuldig’, dubbel zelfs, in participerende zowel als in uitvoerende rol. Daarom moet het eigen denken aan de rots geketend. Zelfgenoegzaamheid is immers het einde van het denken.

Aan de rots ketenen: dat betekent pijn. Wat een onzin, schrijven is genot, zullen anderen beweren. Goed dan. Een Dionysisch denkpad. Voor een beetje later gepland, maar laten we het nu zo ook al even bekijken. Onfray bijvoorbeeld kiest in zijn hele denken resoluut voor het genot. De pijn van het schrijven moet ik bij hem nog vinden. Zal. Maar zijn de dingen eenduidig? Houdt hij ook van paradoxen? Van verdwijnpunten, van een denken waarin het schrijven in de paradox van de onmogelijkheid ontstaat? Wellicht wel. In zijn vehemente retoriek tegen het joods-christelijk paradigma en het Duitse idealisme schopt hij tegen alles wat naar pijn of genotsuitstel zweemt. Pijn is voor hem het ultieme kwaad. Het einde van de genotsdrager is een vrij plastische zaak: ‘En dan nog: in de grond gestopt, onderhevig aan de druk, de vochtigheidsgraad en de temperatuurswisselingen in de grond, wordt het ten slotte verpulverd, omgezet in een fijn calciumpoeder vermengd met klei.’ Fair enough. Onfray verloor zijn levensgezellin Marie Claude bijna aan kanker. Hij schrijft vanuit zijn biografie, zo meldt hij. Hij maakte mee, en besefte ten volle. Hij is hedonist en materialist, en refereert aan het utilitarisme van bv. Singer. Bij hem hoop ik onmachtige verdwijnpunten van denken op het spoor komen, muzische lekken. Dat klinkt pretentieus, maar zo is het niet bedoeld. Mijn eerste indruk van zijn denken is er een van rebelse licht jongensachtig en retorisch denken ontstaan uit de noodzaak andere retoriek de das om te doen. Het maakt zijn denken tergend interessant. Eén zaak is van bij een pril begin echter intuïtief al duidelijk. Met zijn werk alleen doorbreken we geen poëtisch-narcistisch denken. Misschien ook weer wel: afwachten vanwege nog niet genoeg van hem gelezen.

Hannah Arendt leefde een deel van haar leven in een totalitair systeem, schreef o.a over het totalitarisme, over de revolutie, over drie vormen van arbeid. Ze was een exacte tijdgenoot van de componist Sjostakovitsj (1906-1975) die in een ander totalitair systeem leefde, en wiens leven en werk ik dichterlijk ‘onderzocht’. Schrijven hoort misschien tot wat Hannah Arendt handelen noemde, onderscheiden van werken en arbeiden. Alle handelen is voor haar politiek handelen. Ze haalt grote muzische hompen uit dat politieke handelen weg (o.a. de liefde en het religieuze) en zet deze dingen apart, bij het niet-politieke, en voor haar dus minder interessante terrein van de menselijke conditie. Het politieke handelen is immers het gedeelte dat voor haar de kers op de taart vormt. Zij heeft zelf gedichten geschreven, maar is niet in de eerste plaats dichter maar een politiek filosofe. Bij haar hoop ik op verdere vernietiging van mijn naïviteit inzake machtsstructuren en in combinatie met Zizek over machtsparadigma’s in politiek en economie. Het is hoog tijd voor al die dingen. Nederland gidsland is niet meer. In Engeland wordt eveneens gehannest met vrijheden van meningsuiting. Of er met God gespot mag worden, of The Life of Brian nog zou kunnen enz. Als er niet gespot mag met de islam en andere godsdiensten, waarom dan wel met het christendom, enz. We gaan duidelijk achteruit ipv vooruit. Als het zo fout blijft doorgaan is het volgende dat aangevallen wordt wellicht de seksuele moraal. De eerste slachtoffers zijn dan meestal: vrouwen, waardoor de door Komrij gniffelend genoemde gleuvenbrigade terecht opnieuw in onmuzische actie zal moeten treden en waarna de mannen een bedenkelijke rol krijgen, en van de weeromstuit eigenlijk ook de vrouwen, want de dingen hangen natuurlijk samen. Niets van dat alles dus.

De Sloveense filosoof Slavoj Zizek (geboren in 1949, met klavier-ontraceerbare omgekeerde dakpunten op zijn naam) combineert een zich afzetten tegen de liberaal-kapitalistische hegemonie met een belangstellling voor het Duitse idealisme. Zijn denken sluit als een fata morgana van een waterbron in een woestijn aan bij mijn stiekeme politieke hoop: ‘Het is niet meer het oude verhaal dat de ideologische gevechten voorbij zijn en dat het kapitalisme gewonnen heeft. Het kapitalisme is weer een probleem. Dat is mijn uitgangspunt.’, laat Zizek optekenen in gesprekken met Glyn Daly. Ho ja. Ik vermoed dat als mensen vandaag On totalitarianism van Hannah Arendt lezen, ze een leidraad zullen kunnen vinden ivm het problematische van de liberaal-kapitalistische overheersing. Maar ik zal eerst meer Zizek lezen. Ik lees nu zijn On belief. Met Zizek heb ik kunnen begrijpen waarom bedelaars muzisch zijn. Ik schreef tot hiertoe twee gedichten overvoorvanmet bedelaars. Na verhevigde pijn en rationaliseren daarvan, alle Onfraysels ten spijt, ik ervaar dus niet zoals Lauwereys in zijn Splash het schrijfproces als een genot, als een serotonin-inducing activiteit; het resultaat wel, maar niet het schrijven zelf. Het schrijven zelf is pijnlijk open maken. Hoe dan ook: bedelaars, ze zijn muzisch, door hun inbraak in de overheersing van het ‘normale’ denken. Onlangs zag ik in een winkelstraat een man van mijn leeftijd op zijn knieën bedelen. Het sneed me de adem af, en ik wist niet waarom, het afgrijzen om het manmuzische pervers in knielhouding voor een shitterige winkelstraat, dan wel het weerloze van de uitgeslotene. Geld gegeven en laf snel voortgegaan om hem niet te vragen niet meer te knielen, had het beter wel gevraagd, erom gebedeld. Zizek is erg duidelijk: ‘De positie van de verworpene staat eerder voor de leugen van de bestaande universaliteit.’Als het dan toch zo’n perfect systeem is, dat liberaal-kapitalisme van ons, en zo goed is voor de wereld als geheel, waarom is er dan de kunstmatig in stand gehouden afstand tot de uitgestoten Ander? Hier of in de rest van de wereld, op afstand gehouden door donaties en zo. De Ander wordt in ritselende verpakking geconsumeerd en op de afvalberg geworpen. Onze zintuigen zijn verstopt, gefnuikt, geboulimiseerd. Als die man daar knielend in tijd en plaats verankerd zit door een levenssituatie die niet de mijne is, dan weg met het cynisme van sommigen, want ondraaglijk is zijn situatie, en paradoxaal ook: ondraaglijk muzisch is hij dan. Wil het niet, maar het is er. Er doet zich hier een combinatie voor van drie muzische elementen: het manmuzische, het weerloze van de Ander, en het muzische verzet tegen de totalitaire trekjes van het kapitalisme. Van die drie dingen waren er in het imaginaire van mijn eigen schrijven: de twee eerste. Alles samen zijn de drie dingen drie vormen van nataliteit op z’n Arendts gesteld: drie nieuwe kansen. Alleen de laatste van de drie wordt op dit virtuele schrijftablet bekeken. Zoeken in het onbegrijpelijke zal nodig zijn, het onmogelijke van de poging tot vereenzelviging met het niet-mogen-zijn van de Ander. Da’s pragmatische mystiek. Lastig Ding. Guevara die de stroom oversteekt naar de melaatsen.

Om op de bedelaar terug te komen; nu weet ik ook wel dat je de dingen kunt omdraaien en de bedelende man uit de nis van ‘het niet mogen-zijn van de Ander’ kunt halen, op allerlei manieren, cynische en andere. Maar de bedelaar zit er. De lichamelijkheid, dus de verankering in tijd en plaats van die positie maakt de bedelaar muzisch. Op z’n Onfrays beschouwd is het leven van de man op dat moment zijn lichaam dat een bedelende houding uitdrukt. Op z’n Zizeks bekeken, is hij een confrontatie met het reële, de van afstand ontdane Ander. Een binnendringer. Met Hannah Arendt gezegd: de bedelaar werkt niet, arbeidt niet, zijn bedelen is politiek handelen.

Ik zoek bij deze denkers, en passant hopelijk mijn eigen denken oprekkend, denkplekken waarin een deel van het muzische te vinden is. Denken en dichten zijn zo verwant dat zij die denken dat dichten niets met denken te maken heeft, dichters verdenken van alleen maar maken en vermaken. Een dichter maakt niets, hij denkt woorden tot doen. Dat en het omgekeerde geldt ook voor filosofen.

We gaan bij tijd en wijlen (o, tijd tekort, zo schrijnend veel tijd tekort, ik ga hier niet vaak kunnen zijn) mengen, en ideeën laten botsen. We zullen vreemde elementen naar binnen trekken en met afschuw inslikken of ze weer uitspugen. We gaan uiteraard vaker bedachtzaam proeven van zalig lekkere gedachten. Afwegen. Afwijzen. Afvoeren. Opnemen. Opvoeren. Denken. Doen. Of misschien ook niet, door gebrek aan tijd, door gebrek aan lef. Dan blijft deze eerste posting hier staan als symbolisch protest tegen de hegemonie van het maken en vermaken.